Notarieel 5075-9357 / 8111 Amsterdam pdf 26-06-2019 pag. 1

 

N°: 8111
scheeps-verklaaring

Gepasseerd
26 april
1735

 

wittlup

 
 

 
 
 

N°: 191

 

 

 

Op heeden den ses en twintigsten
april des jaars seventienhondert vijf en dertigh

compareerden voor mij m[eeste]r Mathijs Maten de
jonge
notaris publicq bij den hove van Hol
land geadmitteert t[ot] Amsterdam residerende

de e[dele] e[erbare] volkert

 

 
g:g:

compareerden 26 april 1735
de e[dele] e[erbare] Volkert Oudt stuurman
Christan Andriesz bootsman en
Frans Pietersz Timmerman alle
drie van genoegen ouderdom

en in die respectieve bedieningen nu
jongst gevaren hebbende op t schip ge
naamt de stadt Dantsik daar schipper
op is Pieter Ooijevaar
En hebben ten versoeken van den ge
melten schipper getuijgt en verklaart
dat het voorsz[egde] schip in de maand
Februarij laastledentot s[in]t Ubes is beladen
geworden met zout

Dat alle deselve goederen en coopman
schappen aldaar bij innemen wel
en nabehoren in het voorsz[egde] schip
zijn weggestuwt en geplaatst ge
worden

Dat het voorndzelve schip voor en op t la
den is geweest hegt digt en wel gecal
faat behoorlijk gegarneert en ver
ders na zeemans gebruijck van alles
 

voorsien en versorgt en verzien
na zee de luijken van t schip met presen
ningen gedekt en digt toegeschalkt
en de masten en pompen met cra
gen na behoren voorsien en dat ver
ders alles gedaan is geworden wat eenig
sints tot waterkering heeft kon
nen dienen so dat het selve schip
volcoment lijk is staat was om
coopmansgoederen behoorlijk over
zee te konnen voeren
dat zij getuijgen beneffens den voorn[oemd] schipper
en t verdere scheepsvolk met het voorsz[egde] schip
invoegen als boven beladen en voorsien op
den 24stn februarij van S[in]t Ubes na zee gezeijlt zijn
gedestineert na dese stadt
dat zij op den 25stn, 26stn en 27stn dito een harde
storm uijt den noort oosten en noord noord oos
ten gehadt hebben waar door niet alleen
veel zeewater van boven open in t schip over
quam maar t schip ook zoo geweldig heeft
geslingert dat het zoo leck geworden is dat
erdrieman moesten pompen
dat zij op den 3e maart weer opnieuw een storm
uijt den noorden gekreegen hebben als wanneer
het schip nogh lekker waerd soo dat vier man
het naauwlijks lens konden houden soo datzulx zij
tot salveringe van schip en lading op den 4de
maart
gesolveerden om weder landt te soeken
gelijk zij dan ook te rugh gekeert en den 7den dito
op de rivier van Lissebon gekomen zijn alwaar
t schip weer gerepareert en zoo veel doenlijk
was weer in staat gebragt is waar na zij
den 17dn dito van de rivier van Lissebon weer
na zee gegaan zijn om de reijze voort te
setten dogh dat zij op den 24ste 25ste en
26ste dito weer storm hebben gehadt uijt den
zuijden en zuijd westen als wanneer t schip
 

weer kragtig heeft geslingert en daar door
op nieuw zoo leck geworden is dat het waghts
volk t zedert die tijd en zoo lang zij in zee waren
gestadigh heeft moeten pompen
dat zij eijndelijk den 8stn april met een gaande
pomp van vier a vijff man in Texel binnen
gekomen en vervolgens ten anker gegaan
zijn
Dat zij alstoen dies ten anker leggende met
slegt water hebben gezien dat het schip meer
als een halff voet was geligt t geen veroorsaakt
is door t wegsmelten van t zout
Dat zij wijders in Texel twee ligters met zout
gelost in deselve ligters na Enckhuijsen
opgesonden hebben waar na zij met t schip en
resterende zoutlast op den 21ste dito voor dese
stadt gearriveert zijn
    verklarende zij getuijgen verder en wel ieder
voor sigh en na zijn beste kennis
dat de extra vermindering en versmelting
van t zout is veroorsaakt door t water
t geen in t schip en bij t zout gekomen is zoo
doorzee stortingen van bovenen over als ook
wel voornamentlijk door de leckagie van
t schip geoccasioneert door t slingeren
van dien bij storm en hardt weer hier boven
breder gedagt immers dat t zelve niet en
is veroorsaakt door manequiment off onbe
quaamheijd van t schip op hun versoek van
s[in]t Ubes ofte ook niet door schuldt off diefstal
van t scheepsvolk want dat t volk gedu
rende de reijze altijd zeemanschap gebruijkt
en op de pompen zoo veel doenlijk is geweest
gepast en voor zoo ver hen getuijgen is
bewust zig in t behandelen der lading
eerlijk en getrouwelijk gedragen heeft en
 

dat ook t schip op hun vertreck van S[in]t Ubes
digt en wel voorsien geweest is

geevende zij cetuijgen voor redenen
van wetenschap dat zij ten tijde en
in qualiteit als boven op t meerge
dagte schip gevaren en alzo het hier bij
verklaerden in perzoon bijgewoont
en ondervonden hebben presenterende
daeromme ieder zijn gedeposeerden
bij dezen dan ook solemnelijk te
bevestigen
Aldus gepasseert binnen
Amsterdam ter presentie van Har
manus Loofs
en Paulus Stahl als getuij
gen

Volkert Oud
Christian Andrisen

dit merk + is van Frans Pietersz
Harmanus Loofsen
Paulus Stahl

        quod attestor
M maten de jonge
   not[ari]s pub[liek]


Homepage | E-mail