Wij Arendt Scholten bailliuw en schout der steede Spanbroek Jan Kaarsemaaker en Cornelis Huijberds
scheepenen aldaar doen cond dat voor ons gecompareert zijn Joris Goesinne, Henderik Vlugt en Hannis Somerdijk woonende te Spanbroek de welke verklaarde dat de weijle zij zoo weegens verschot van materiale en arbijdsloonen het regt va npreferente en eijgendom verkreegen hebben op een huijse staande op Santwer onder Spanbroek belend ten zuijden Jacob Weever en ten noorden Pieter Koomen welke huijsie de comparanten ver klaarden wel en deugdelijk te hebben verkogt en bij deesen tot een grond eijgendom zedeeren en te transporteeren aan ende ten behoeven van Jan Oijevaar woonende meede te Spanbroek bekennenden dat zij comparanten van de uijtgeloofde kooppenningen ter somma van een honderd en agt en twintig guldens voldaan en wel betaald te
zijn op deesen navolgende condittie dat den kooper alle jaare tot aflossing van penningen zal moeten betaalen twaalef guldens en voor de staan blijvende penningen daar en boven nog vier gulden van t hondert in t jaar den belasting die op het huijsse mogte koomen zal niet overgaan vor dat de laasen penning van de hooftsom en rente zal zijn voldaan den comparanten zullen ider na ratto van der ontfangen van de penningen hun aandeel bekoomen beloovende der halve de comparanten t voorsz[egde] huijsze te zullen vrijen en waare van alle lasten en bekommeringen waar meede t zelve boven beuren en belendenen beswaard mogte zijn zoo men na costumen der steede schuldig
en gehouden is te doen onder den verbande als na regten |