den IXen maerte XVc LLXXIIJ Jan Pieter Feckes bekent Dirck Aerian Hermensz van Winckel schuldich te wesen die somma van zes ende veertich gulden ende drie stuivers geschiet in presentie van Pieter Theensz schepen. . . . . Schepenen verclaren bij heuren dat Jan Cornelis Allertsz soude hebben gelt ofte pand van Jan Pieter Feckes ter somma van XLVIIJ g[ulde]n XVIJS st[uivers] beleden gelt ende deur absentie van de voirz[egde] Jan Pietersz soe heeft Jan Cornelisz voirn[oemd] uuijt crachte van schepenen vonnisse zelver pand ghewesen aen Jan Pieter Feckes bed ende voirts tot schepenen schattinge . . . . . . . .
. . . . |