| Wij Jan Haarselhorst bailjuw en schout Pieter Cornelisz Schuitemaker en Jan Gerritsz Volkerts beide schepenen der stede Obdam |
koopp[enningen] f 1100:--:- |
doen cond dat voor ons gecompa reerd zijn Cornelis Pietersz Klaver met en benevens Louris Jansz de Jong als in huwelijk hebbende Trijntje Pietersd Klaver beide alhier woonachtig welke comparanten verklaarden zoo voor hun als hunne erven en nakomelingen wel en wettig t e heb ben verkocht en alzoo bij deze in vollen en vrijen eigendom te ce deeren |
| deeren en te transporteeren aan en ten behoeve van Reindert Schoen mede alhier woonachtig een stukje grasland gelegen en de polder Obdam genaamd twee stukjes in t Baveland met de boomhuij groot in molenmaats onkosten 1 morgen 208 roeden een dito gelegen als voren genaamd het Barelandje groot in molen
maats onkosten 418 roeden een dito gelegen als voren genaamd Moeij Ades akkers groot in molen maats onkosten 408 roeden een dito gelegen als voren genaamd het Maarsland groot in molenmaats onkosten 1 morgen 353 roeden en mitsdien te samen groot in molen |
| maats onkosten 4 morgen 387 roeden belend den koper in deze ten oosten en Arien Berkhout ten Westen van welke verkoping trans port cessie en opdragt de comparan ten voorn[oemd] verklaarden door den gem[elde] koper geheel en al voldaan te zijn en wel betaald te wezen de laatsten penning met den eersten en zulxs met eene somme van een dui zend en een honderd guldens
te XL st[uivers] het stuk doende der halve van voorn[oemde] stukjes land volkomen afstand en quitering onder belofte van vrijwaring voor alle evictien kommer lasten en bezwarenissen onder verband van persoon en |
| en goederen als naar rechten in kennisse der waarheid is de uitgegevene grosse door voorn[oemde] onzen schout gezegeld en deze met en benevens het register na dat bij quitantie was gebleken de verponding over het naast voor gaande jaar te zijn voldaan door ons schepenen geondertekend heden den 19 van louwmaand 1811 |