den XXIIJen augusto Sijmon Eggisz belijt Adrians Evertszbailiu de som[m]e van XXVJ carolij gulden ende belooft die penningen te betalen te kersmisse naescomen[de] als custinge stellen[de] daerom[m]e t onderpan[d] sijn huijs en[de] werff
bijlent met een weijtgen achter aen bijlent Jan Taems weijtgen aeden west zij ende Jan Specks huijs en werff anden oost zij in presentij van drie d outste schepen[en] . . . . |