den XXVIIJen november Pieter Zijbouts belijt jong schouts acht gulden op reekenin[g] p[rese]nt alle schepen[en] de pastoor heer Henrick Claesz eijsscher Jan Jansz Coopall quijtschelden van zeecker acker saedtlants bij hem den selven Coopal betaelt eijsschen vvorder daar bijneffens geden borchtocht ofte vastichheijt van ijpoteeck waer op gehoort t antwort vandenversz[egd] voorsz[egde] Jan Jansz hebben alle schepen vonnisse verclaert dat d voorsz[egde] pastoor sal quijtscheld[ing] gedaan werden Jan Coopal versz[egd] na custuijm van landen waer op d voorsz[egde] pastoor reformeeren |