Archief van schepenen 5062-113 / 120v Amsterdam pdf 15-07-2019 pag. 1

f 900 c[ontan]t

Wij utzGerard Aarnout Hasselaer en Gerrit
de Graaf
schepenen etz[etra]
dat voor ons gecompareert is Dirck
van Stavel
wed[uw]naar en boedelhouder
van Maria de Bruijn volgens hun
mutueel testamente in dato 11 xber
1736
voor de notaris Abraham van
Limburg
en getuijgen alhier gepass[eer]t
welcke Maria de Bruijn eerde wed[uwe]
en hem stitueerde erfgenaam met een
kind is geweest van wijlen Jacobus
van Dashorst
uijt wijsens hun mutueel
testament in dato 6 junij 1724 voor de
notaris Leonard Noblet en getuijgen
meede alhier verleeden welcke Jacobus
van Dashors
is geweest beneffens
Johanna van Dashorst de eeninge
kinderen en ider voor de helft erfgen[am]e
ab intestato van Jacobus van Dashorst
den oude die bevoorns wed[uw]naar en
geinstitueerde erfgen[aam] wasvan Catharina
Lefeber
hun moeder meede blijckende
bij hun mutueel testamente in dato
7 xber 1717 voor de meergemelde
notaris Noblet en getuijgen meede
alhier op geregt en volgen acte van
schijdinge in dato 13 april 1737 voor
de notaris Abraham Limburg en
getuijgen alhier gepass[eer]t aan hem
                        ^voor twee derde parten
comp[aran]t ^ en zijn overleedene huijsvrouw
toe bedeelt zijnde de selve Jacobus
van Dashorst
den oude geweest wed[uw]naar
en gemeens boedels getrouwt geweest
met Luijtje Roelofs eerder wed[uwe] van
Jacob Lefeber en bij acte van schijdinge
in dato 16 april 1709 voor de notaris
Wilhelmus Sijlvius en getuijgen alhier
gepasseert het regt verkreegen welcke
Luijtje Roelofs wed[uwe] Jacob Lefeber
eijgenaresse is geworden bij ordinarie
 

 
 
 
 
of wel twee
derde parten

             121
quijt scheldinge van dato 26 april 1703 ende
hij comp[aran]t geliede alzoo vercogt op gedragen
en quijt geschonden te hebben aan Roelof
Latterman
de helftde helftin een huijs en erve
staande en leggende in de nieuwe Rapenbur
gerstraat aan de noordwest zijde belend
en streckende als nader uijt gedruckt
staat inde oude opdragt brieff hier boven
gemelt waar toeindeesen werd gerefereert
waar inde cooper nom uxoriss uijt hoofde
als boven deeen derde parttweede helft reets is toe
behorende ende hij comp[aran]t geliede hier
af al voldaan en wel betaalt te zijn den
laasten penn[ing] met den eersten zoo dat hij
daar omme beloofden onder verband van
alle zijne goederen roerende etz[etra] het voorsz[egde]
halve perceel te zullen vrije etz[etra] sonder
argh of list in oirkonde etz[etra] den 29 julij 1739

36


Homepage | E-mail