M: Schagen 2/16 1683 dees quijtscheldingh behoort de mient toe sulcx dat ick ondergesz[egde] van t Tuijnge voldaen te wesen actum
Wognum den I april 1661 ____ | Wij Pieter Claesz Groot ende m[eeste]r Herman de Groot schepenen in hoorn doen condt dat voor ons quam Claes Thijsz van Wognum tot Medenblick gelijde vercocht quijtgeschouwen ende dien volgende in vollen vrijen eijgendomme opgedragen te hebben aan Pieter Cornelisz Coster tot Wognum een huijsgen ende werffgem staende ende gelegen tot Wognum voorsz[egd] belent des coopers woonplaetsz ten westen ende t woonhuijs van de predicant ten oosten bekende daer af al voldaen vernoecht en wel betaelt te wesen den lesten penninck met den eersten belovende oversulcx t voorsz[egde] huijsgen en[de] werffgen soo t seve jegenwoordich behect ende betimmert is te vrijen ende
waren van alle lasten en beswaernisse op ende aenspraecke alsmen in gelijcken naer t recht ende costumme deser stede schuldich is te doen onder verbant van alle sijne jegenwoordige ende toecomende geoderen ende tot meerder vasticheijt quam mede voor ons schepenen voorn[oem]t Sijmon Jansz Coop wonachtich tot Wognum voorn[oem]t ende stelde hem selven waerborge voor de bevrijdinge van t voorsz[egde] huijs en werfgen onder verbant als boven sonder bedroch t oirconde onse zegelen hier aen gehangen den vijfftienden februarij a[nn]o XVJ c drie en vijftich Reijninck Langewagen |