Wij onderges[chrevenen] Jan Hendriksz woonagtig tot
Hoogcarspel als in huwelijk gehadt hebbende Trijn Jacobs aldaar overleden en als eenige en univerzele erfgenaam van deselve ingevolge den testamente van deselve gepass[eer]t voor mij notaris en sekere getuijgen in dato den 4 e februarij 1731 in die qualiteijt ter eenre Pieter Jacobsz en Jan Jacobsz de eerste woonagtig tot Hem en de ander woonagtig tot Opmeer halve broeders van Vroutje Jacobs in die q[ualitei]t ter andere zijde verclaren met den anderen de nog onverdeelde goederen en kleederen van de voorn[oemd]eVroutje Jacobs die tot nog toe onder hare suster Trijn Jacobsvoorn[oem]t en na desselfs overlijden onder mij Jan Hendriksz zijn berustende geweest ten onzen genoeegen te hebben geschift gescheijden en gedeelt als mede is
aan ons Pieter enJan Jacobsz geextradeert en overhan digt t gene nog van t landt tot Venhuijsen voor onze reken[ing] overschoot ter somma van dertien gulden seven stuijvers vervlaaren wij onderges[chreven] verders met de voorn[oemd] e deijlinge te wezen vergenoegt en volkomen voldaan sonder iets verders of meerder op den anderen te sullen of willen prentenderen onder renuntiatie van alle behulpmiddelen van regten waar door dezen eenigsints
verbroken zoude mogen worden onder verbant van haar perzoonen en goederen als na regten ten oirconde getekent den 23 e februarij 1732
Jan Henricks
dit merk + stelde Pieter Jacobsz selfs dit merk + stelde Jan Jacobsz selfs
Mij Present notris tot Westwoud residerende
Kdidama not[aris] publ[iek]
Acte van Deelinge tussen Jan Hendriksz q_ & P[iete]r en Jan Jacobsz aq__