RI//q/o S Wake___dal | Op huijden den elffden aprill anno 1683 compareerde voor mij Jacob Roosekrans openbaar notaris bij den hoove van Hollandt ge admitteert residerende tot Wervershoove in presentie vna de nagenoemde getuigen Gerritd Freecksz, Claas Freecksz, Geerdt Freecks alle van Driehuijse ende Pieter Krijnsz als van onder dijck als getrouwt hebbende Marij Freeks ende haer tesamen sterck makende ende de rato cave rende voor haar minderjarige suster Aeff Freeksz |
* Jan Jacobsz Breeuwer als oom |
ter eenre * Joris Maardtsz ende Meijndert Jansz alle wijders van de Noordedijk als wettige voogden met ende beneffens Jan Dircksz Oostinijen woonachtigh in Lutje Hooghkarspel over de nagelaten kinderen van Pieter Jacobsz Breeuwer ende Teunisjen Jacobs in haar leven woonachtigh op Driehuijse met name Geerdt Pieters, Marij Pietersz ende Olftert Pietersz ter andere zijde ende verclaarde die voorn[oemde] comparanten in quali teijt als vooren veraccordeert ende over een gekomen te zijn gelik zij accordeeren ende over eenkomen mits desen over die scheijdinge ende deelinge der goederen bij Freeck Freecksz ende Teunisjen Jacobs
beseten ende gepossideert invoegen ende manieren als volgt te weten dat die bovengenoemde comparanten Geridt Freeksz, Claas Freecksz Geerdt Freeks, Pieter Krijnsz ende Aeff Freeksz te samen ende gemeenderhant sullen hebben wegens ende in voldoeninge van de erffenise van haar voorn[oemde] vader Freek Freeksz een de somme van twee hondert ende vijftigh guldens aan geldt waar tegens de voorn[oemde]oom ende voogden van de voors[ kinderen van Pieter Jacobsz ende Teunisjen Jacobs wegens haar moeders erffenis sullen hebben alle die vordere goederen bij de voors[chreven] Freek Freeksz ende Teunisjen Jacobs beseten ende gepossideert doen sullen alle de schulden ende lasten des boedels |