1778 21 maart | Van Loon No 10 -
Verklaring wegens zeekere vrouw genaamt zijnde de wed[uw]e Groenhuijzen de welke van de trappen af dood gevallen is | |
| Op heden den 24 ma[art] 1778 compareerde voor mij m[eeste]r Hen Hendrik Daniel van Hoorn no[tar]is ris bij den edelen hove van Holland geadmitteerd te Amsterdam resideren[de] in presentie van de nagenoemde getuij[gen] | |
1778 maart 24
zijnde een jongetje na zijn get[uigen] gisting 8 a 9 jaaren oud | Willem Scheeper woonagtig in den Heerestraat Claas Sijmon Steenbergen onver de 2 grt[?] Jaco de Putter insgelijkz in de Heersstr[aat] wo[o]n[a]gtig Pieter Uijtenhoorn ( almede in de Heerestraat ) getuijgen van genoegzame ouderdom en hebben
ten req[uesten] van den welerdgntr[?] h[ee]r MMGdede[?] sal H:or:o en ten behoeve van dit verder aangaan en wel eerstelij hij 2 get[uigen] allen dat opeges[?..] donderdag zijde gemaek den 19 dezes maand maart des naemiddag omtrent 5 a 6 uuren gebruirt is dat hij get[uigen] (die zig toen ter tijd in zijn voorhuijs bevond) heeft gehoort dat aan de trap van de kamers de welke boven zijn get[uigen] huijs door een wed Egbertus Groenhuijzen zou bewoond worden is gescheld geworden dat wijnig moment daar na hij get[uigen]nogheeft noggehoort dat er iets van den trap is gevallen waarna hij get[uigen] aan zijn voordeur is gegaan en heeft toen gezien dat het eene kind van de bovengem[elde] vrouw ^ voor de trap daar stond
en weende waarop hij get[uigen] het zelve kind vroeg wat of eraanscheelde en waarop t zelve antwoorde mijn moeder is van de trap gevallen | |
| en zijde zulx te weeten omdat hij iets had hooren vallen en ook door de schre__ van de deur haar bachlaar konde z[ien] Hij 2 get[uigen] verklaart dat er op de bovengem[elde] donderdag avond een grote meniget menschen voor t huijs van de 1 get[uigen] vergaart zijnde hij get[uigen] mede daar in bijgekomen en hoorde hij get[uigen] toen van de menschen dat de vrouwedie op van de kamerwoondevan de trap was gevallen dat ook kort daarop hij 1 get[uigen] aan
hem 2 get[uigen] (gelijk de 1 en 2 get[uigen] dit te samen verklaren) heeft gevraagt of hij wie eens met hun wilde gaan om te zien wat van dit geval was en zijn toen ook zij 1 en 2 get[uigen] te samen binnen huijs van hem 2 get[uigen] over de zolder door een deur die aan t portaal van de kamer van de bovengem[elde] weduw[e] uijt komt geg[aan] en boven aan de trap komende hebben zij het gezien dat die gem[elde] wed[uwe] vrouw onder aan de trap voor de deur lag dat naevolgens hij 2 get[uigen] uijt het r___ aan de voorkamern aan t jongetje dat | |
| voor de deur stond heeft gevraagt waar of de sleutel van de deur was waarp
t zelve kind aan hem get[uigen]zeijdein de kas op de agterkamer welke sleutel hij 2 get[uigen] toen heeft gekreegen en uijt het naijdes[?] afgegooijt waarna ook de deur van buijten is opengemaakt geworden hij 3 get[uigen] verklaart dat hij get[uigen] op de meergen[enoemde] donderdag avond van hem get[uigen] met daar vaart huijs in de kamertrap die naast zijn 2 get[uigen] huis in onder ander maischen[?] zig bevindende heeft gezien dat deze 2 get[uigen] de sleutel uijt het naistes[?] heeft afgegooijt waar op hij get[uigen] die intusschen daar geinformeert wasgewordendat de vrouw van de trap was gevallenmet de sleuterde deur heeft
opengemaakt en zag hij get[uigen] toen daat de vrouw van de kamer zijnde de bovengem[elde] wed[uwe] van Groenhuijze op de grond onderaande trap lag dat hij get[uigen] vorder op het gezijde van eenige buuren daar ook heeft gezien na een kind en vond hij get[uigen] toen ook gedeeltelijk onder de gem[elde] | |
# zulx met hem 3 get[uigen] tesamen verklaart | vrouwleggeneen kind (na zijn get[uigen) guting[?] __ een jaar oud) t welkkindso them get[uigen] voor kwam dood was en t welk kint hij get[uigen] opnamen na bovenbragt tegelijk hij 2 get[uigen] zam
met haar 2 get[uigen] (die nog boven aan t portaal stond #) nu te samen verklaart heeft na ____ hebbende hij 2 get[uigen] zo hij alleendit mede __ verklaart toen ook gezien dat het zelve kind dood was de 1 2 en 3 get[uigen] verklaren als nu te samen dat kort daarna al__ bovengem[elde] wed[uwe] vrouw door behulp van eenige buuren insgelijkz na boven de trapis op isgeholpen gevon[den] zijnde aande eene zijde van haar hoofd vrij wat gekwetst en bebloed en zo zij get[uigen] vermeenen geheel buijten haar kennis hij 4 get[uigen] verklaart dat hijge__ op de bovengem[elde] donderdag avond
insgelijkz gekomen zijnde voor de trap van bovengem[elde] vrouw die boven | |
niet van buijten | zijn 2 get[uigen] trap woond en heeft hij get[uigen] toen gezien dat die zelve vrouw onder aan de trap lag of zat t geen hij get[uigen] duidelijk konde onderscheijden ook zag hij get[uigen] dat eenige menschen die vrouw na boven bragten waar op hij get[uigen] om dat er niet al te veel menschen daar mede zoude inlopen de deur heeft toe gemaakt ende sluitel aan een van de buuren heeft overgegeven sonder dat hij get[uigen] zig weet te herinneren aan wie
hij 1 en hij 3 get[uigen] verklaaren en ver klaaren te samen dat zij get[uigen] zich weijnig of geene ommegang met de bovengem[elde] wed[uwe] vrouw het (de) welke zeedert een en een half jaar op die kamers heeft gewoont) hebben gehad maarzig opthebbem door de buuren wel hooren verhaalen dat dezelve vrouw van tijd tot tijd een montge[?] val nam sonder egter dat zij get[uigen] voor zo val zij weten haar immes[?] | |
AMaas__os | dronken of onbekwaam hebben gezien hij 2 get[uigen] verklaart dat hij get[uigen] in de buurt wel eens heeft hooren
verhaalen dat die meergem[elde] vrouw van tijd tot tijd door den drank zig onbekwaam dronk hij 4 verklaart dat hij get[uigen] de welke zeedert 6 m[aanden] in die buurt woond van deze bovengem[elde] wed[uwe] vrouw nog ten goede not ten kwade iets heeft gehoort of ook geene ommegang met haar heeft gehad gevende voor redenen van wetenschap als in den text gepasseert in Amsterdam ten presentie van Ariaan Ariaansz junior Willem Scheper Klaas Tijmens Steenbergen Jacob de Putter Pieter Uijtenhooren | |