Op huijden den XIJ novemb[er] 1691
compareerden voor mij Dirck van der Groe
not[ari]s etc[etra] in presentie van de nabes[chreven] get[uigen]
 

d[e] h[ee]^r m[eeste]^r Paulus Buis adv[ocaa]^t d[e] h[ee]^r Holle
Cornelisz Hobbe ende h[ee]^r Dirk Fuijk m[eeste]^r
scheepstimmerman woonende binnen deze
stad mij not[ari]s bebent, de welke verklaarden

^ ter requisitie
van Pieter Mijenders Slegt
soo voor hem selfs
o_ mede affgen_
van harbert Janse
een Stijntie Abraham
en consorte

dat de^mij memorijtjens aan de de grosse
dezes door t cachet mijns notarij gebregt
zijn opgestelt ende gemaakt door hen
comparanten ten tijde als wanneer zijl[ieden]
als arbiters in de t nazien van de
rekeningen van Gerbrand Jansz Hart
Pieter Meijndersz Slegt ende Stijntje
Abrahams tegens Dirck Mels bezig
waren en dat op de zelve memorijtjens
specifice staat geexpresseert al hel geen
zij arbiters van jder sijn rekeningen
hebben afgetrokken, welke
memoritjens door een van hen
arbiters, te weten d[e] h[ee]^r Hobbe zelf
met zijn eigen hand zijn geschrevens #

# voor en aleer
de uitspraeak
in dato 9 augsutus 1688
is gedaan

presenteerde 't zelve (des noods en
daartoe versogt zijnde) meden^{te beverstigen} recht
en dente __ken__ ^{alles oprecht gedaen} gepasst binnen
Amsterdam ter presenite
van Hilbrand van der Heiden ende Hen[dri]^k
Wins als getuigen

 
Paulus Buijs

quod attestor logatus
d vandergroe not[ari]s p[ubliek]

Hob Corn[eli]sz Hobbe
Dirck Fuijck

HHeide

Hend[ri]^k Wins