|
Den 19en augustus 1712 Comp[areer]den voor mij Kasper Seullijn nots publ[ique] bij den heve van holland geadmitt[eer]t binnen de Stad Alkmaar resederende ende de get[uigen] nagenoemt d eerbare Antje Jacobs, eerst weduwe van Albert Jansz IJpelaan en nu laatst van Jan Jansz de Boer, wonende tot Castricum, zo voor haar zelfs dan als moeder en voogdesse van Frans Albertsz IJpelaan en voor zo veel het nood is als haar sterkmakende ende de rato caverende voor dezelve ter eenre: Ende Jan en Baert Albertsz IJpelaan mitsgaders Cornelis Jansz Hogebreg, getrouwt met Aafje Jans de Boer, kinderen van opgemelde Antje Jacobs bij haar uijt de voorn[oemde] hare mannen geteelt ter andere zijde zij comp[aran]ten mij not[ari]s allen wel bekend.
Te kennen gevende dat zij Antje Jacobs met haar eerste man Albert IJpelaan was getrouwt op den huwelijkse voorwaarden daar bij de gemeenschap van goederen was gesecludeert en uijtgesloten ende met haar twede man Jan Jansz de Boer, zonder enige huwelijkse voorwaarden en vervolgens in gemeenschap van goederen mitsgaders dat zo wel in ’t eerste als laatste huwelijk genoegsaam alle de effecten van de zijde van haar Antje Jacobs waren aangebragt ende dat nu met de voldoe-ninge van der voorn[oemde] kinderen vaders erffenisse uijt de verscheijdentheijt der resp[ectievelijk]e boedels verscheijde dispuijten en questien quamen te ontstaan, om alles welke af te snijden ende vele kosten voor te komen, de ge- samentlijke comp[aran]ten verklaarden door tusschen spreken van Hert Teeuwisz Roobeek ende Adriaan de Boer, beijde mede tot Castricum woonagtig in alle min en vriendschap metten anderen verdragen en geaccordeert te zijn in manieren als volgt :
Namentlijk dat Jan, Baert ende Frans IJpelaan mits gaders Aafje Jans de Boer voor zo wel enige nog niet zoude mogen wesen voldaan, tot uijtsettinge ofte een boelgaaf uijt den gemeenen boedel zullen hebben en gemeten op hare meerderjarigheijt of trouwen ijder twee van de beste koeijen van haar eerste com-parantes stal ter keure van het meerderjarig kind een bed met zijn toebehoren ende nog twee hondert guld[ens] aan geld, dog zal Corn[eli]s Jansz Hogebreg getrouwt met Aafje Jans daar en boven nog genie-ten uijt consideratie van de gemeenschap in welke zij met de opgemelte haren man Jan Jansz de Boer is getrouwt geweest een somma van agtien hondert g[u]ld[en]s in gelde te betalen prompt ende zonder enige kortinge op den eersten meij 1713.
|
in vier gelijke en equale portien |
Waar mede de voorn[oemde]. kinderen haar te vreden zullen moeten houden, zonder haar moeder om enige staat of inventaris, cautie of enige andere voldoeninge mogelijk te zullen vallen. Welverstaande dat zij Antje Jacobs alle de goederen die zij met de dood zal komen te ontruijmen ende na te laten, gene ter wereld uijtgezondert, ab intestato zal laten gaan opde voorn[oemde]. hare vier kinderen Jan, Baert ende Frans IJpelaan, mitsgaders Aafje Jans of hare descendenten bij representatie ^ zonder enig onderscheijt of den enen enigsints meerder te favoriseren als den ander, ’t zij bij uijterste wil of onder den levende direct of indirect gelijk zij erste comp[aran]te ten dien eijnde wel voorbedagtelijk ende op ’t kragtigste mits dezen verklaarden te refi-ceeren en vernietigen alle testamenten, codicilien, donatien en andere dispositien die zij ooijt voor dezen gemaakt, gedaan en gepasseert zoude mogen hebben, ofte hier namaals
door instigatie, aanradinge of misleijdinge van iemand wie ’t ook zoude mogen wesen, of ook wel uijt eijgen beweginge of anders zoude mogen komen te doen maken of passeren, als houdend alle dezelve nu voor alsdan en dan voor als nu voor nul kragteloos en van geender waarden zonder dat daar op enig reguard genomen zal mogen werden. Behoudens alleen dat op haar eerste comp[aran]ten overlijden of wanneer zij uijt hare boererije zoude mogen komen te scheijden haar jongste zoon Frans IJpelaan voor uijt boven en behalven de bovengemelte uijtsettinge zal hebben en genieten twee koeijen en een paard na zijn believen uijt den boedel te verkiesen. Met welke voorsz[egde]. accoorde de gesamentlijke comp[aran]t[e]n verklaarden te nemen volkomen contentement en genoegen. belovende derhalven elk ander het [z]elfen daar af getrouwelijk te presteren en na te komen zonder daar tegens te doen of laten geschieden, direct of indirect, ’t zij in regten
of daar buiten, renuncie-rende mitsdien van relief, reductie en alle andre behulpmiddelen die henlieden tot infractie deses enig sints te bate zoude mogen komen, alles onder verband, als na regten. Dat aldus passeerde binnen de voorn[oemde]. stad Alkmaar ter presentie van Jan Scholte ende Jan Herencarspel als getuijgen. |