den 10 feb[ruari] 1710 a[nn]o compareerde voor mij ondergesz[egde] not[ari]s residerende tot Grootebroeck en voor de getuijgen naergen[oem]t Pieter Outjersz voor sigh selver Jan Outjersz voor sigh selver en Jacob Buerman en Jan Broers als wettige vooghden over Cornelis Outjers alle gebroeders en naergelaeten kinderen van Outjer Freecksz en desselfs huijsvrouw Lijsbeth Pieters alle woonachtigh alhier mij not[ari]s wel bekent en verklaerde bij deser wel gescheijden en verdeelt te hebben alsodanige goederen en effecten als haere voorn[oem]d[e] ouders haer met de
doodt hebben naer gelaeten en dat in voegen als volght als eerstelijck sal Pieter Outjers tot sijn aendeel hebben een stuck zaedlandt genaemt de nije acker gelegen achter grootebroeck groot ontrent 100 roeden gemeen met Outjer Fransz beoosten Jan Elsis sluijssloot item een stuck zaedlandt genaemt het Engels groot ontrent 50 roed[en] gelegen beoosten bPieter Woutersz sloot belent ten noorden Marij Jans item een stuck zaedlandt groot ontrent 100 roeden gelgen op Swaels sluijsloot met het zuijdt eijnde aen de tochte gemeen met |