J Benningbroek | Wij schepenen der stede Abbekerk certificeeren ten versoeke van de e[erbare]
Gualter Chrisstoffel van Lantschot bailjouw en schout der voorsz[egde] stede dat nooijt ofte ooijt en ook niet op den 3 feb[ruari] nogte den 16 dito laetstleden door haar eenige commisse is gemaekt nogteeenige gedeputeerde uijt haar collegie sijn benoempt om op contra interrogatorien te hooren de getuijgen Cornelis Boon, Willem Rustenburg, Cornelis Rusten burg, Sijmon Gerrits Backer, Jacob Suijer en Barent Backer dat ook nooijt een versoek tot het hooren van de gen[oemde] getuijgen op contra vragen in judicio is gedaen veel minder dat daer toe is gecommitteert en gequalificeert uijt ons collegie van schepenen Sijmon Pieterz Zijms Jan Zijmons Abbekerk en Dirk Claesz de Geus onse confraters in officio
Dat nog veel minder met onse kennisse en goet vinden het voors[zegde] hooren op contra vragen aan de gen[oemde] getuijgen soude werden gedaen sonder en in absentie van de secretaris der stede Abbekerk dat sulx egter is geschiet soo als de voorsz[egde] secretaris Muus Dool aan ons schepenen ( op den eed in den aanvang sijner bedieninge gedaen ) heeft gedeclareert en dathij geen de minste kennisse aansegginge heeft gehad ofte versogt is bij t hooren van de voorsz[egde] getuijgen present |
| te komen ofte in sijn functie als doen te schrijven tot blijk der waerheijt bij ons schepenen jacob Ijsakz Nannis, Dirk Jans Oostwout, Jacob Jansz Kluijten, Pieter Huijsman, Jan
Coster, Tade Dirksz Spanjert op den 25 februari 1733 geteekent Jacob Jsacsen Dirck Jansz oostwoud Jacob Kluijten Pieter Huijsman Jan Koster Taad Dirksz Spanjaart in kennisse van mij secretaris
Mdool |