| Op huijden den 5en octob[er] a[ 1649 soo bekende d eersame Rombout Ipesz Houtkoper binnen deser stede berkoft te hebben aen Cornelis Adriaensz Hogeboom ende Dirck Willemsz Lageboom beijde binnen landts schippers mede alhier die in kope aenneemen bij desen twee erven, gelegen opt eerste Eijlandtaen de houtwal lang elck vierendartich voeten ende breedt ijder darthien voeten ende vierduijm, gelegen op belendt aende noortsijde met Pieter . . . . . Cuijper ende aende suijtsinde Jan Moer met een bucking- hangh. streckende voor vande straedt, tot aende verkopers erffe In allen schijne deselve twee erven al naest malcander
aldaer gelegen ende beheijmt ende bij de copers gesien sijn vrije erven ende dat elck beijde voor de somme van elffhondert vijffentwintich g[u]l[de]s. Te betalen op gewoonlijcke huijs dagen. De leverantie sal geschieden wanneer de copers sulcx gelieft ende op behoorlijcke brieven van custinge opdracht ende quijtscheldinge worden gepasseert onder insertie van eenige borgen verbindende hier onder van wederseijden hune respective persoonen ende goederen, roerende ende onroerende present ende toekomende, geene uitgesondert tot submissie van allen rechten ende rechteren. Alles oprecht. In oirconde deser bij hunl[ieden] ondertekent in Amsteldam, ten dage ende Jare voorsz[egd] Rombout Ippes Hautoper Cornelis Adriaensz Hogehoom |