. . . . Op huijden den 6en junij 1641 compareerde voor mij Henrick Schaeff not[ari]s etc[etra] den onderges[chreven] getuijgen Adriaen Jansz Handt coopan binnen deser stede woonen[de] op de oude sijde van de heer graft inden handt nae t goude colomme ende heeft geconstitueert end emachtich gemaeckt sulcx hij etc[etra] bij desen Claes Jansz Seepaert zijn schonvader woon[ende] tot Alckmaer specialijk omme voor den e[dele] gerechte tot Alckmaer op te dragen ende quijt te schelden volgens de oude quijtscheldinge aende heer Cornelis van der Geest secretaris
der stadt Alckmaer seeckere thuijn gelegen op de cingeltussen buijten de kennemer ende nieulander poorten buijten de versz wallen der vers[chreven] stadt Alckmaer
te stae bij den vers[chreven] sijn constituants schoonvader in sijn naem ende selve h[ee]r secret[ari]s vercost te staen over het |