|
Claes Gherijts Anno voorsz[egd] den XXVJ e dach januarij overmits willige overgiffte opdracht quijtscheldinge en[de] vertichnisse van Herman Gerijtsz dair aff gedaen mans handen mijt halve hande en[de] monde soe dat vonisse van onse nabescr[eve] mane van hove vejsde[?] dat genoech en[de] recht was worden om belast ende] verlijt noch beleve ende verlijen mijt dese onse brieve Claes Gerijtsz die rechte helfft van negen marg[en] lants soe groot en[de] soe cleijn als die geleg[en] sijn in heijcoop in verbjen[?] campen vande naest gelant Claes Schoe[n]ewau en[de] beneden den gemeen weteringe mijt enen camp die Rijer Gerijts plachte behoeve[n] te houden van ons
en[de] onsen nae _- hij en[de] sijnen noch _ tot en[de] onversterflick erfflick en[de] te verhiergewaden alst verschijnt mijet een paer witten hantschoen en[de] soe baat erfflick beheltliken ons en[de] ijgelick sijns rechts mane Joest van Rempste, Henrick Zweder, Jan vanden Kerckhoff Goijert Luijtgens Anno voorsz[egd] opte selve dach in Pieter van mare van hove voirsz[egd] heeft Claes Gherijts t selve lant voirsz[chreven] alsoe dat erpachtstaet ogedragen en[de] ende over gegeven als hj van rechtshalve shuldich was en[de] wij hebb mijtt stlin[] lande worden om beleent Goijert Luijtgensz te houden van ons onse nae _ hij ende sijne mane[?]
en allen mannen als voirsz[egd] staet |