op huijden den 5en augustij a[nn]o 1748
soo hebbe ik onderges[chreven] Jacob Rietvink geregtsbode der stede Zijbecarspel en Benninbroek ten versoecke van d h[ee]r Tijmon Velius wonende tot Hoorn mij vervoegt ten woonhuijse van Teunis Ojevaer tot Zijbecarspel gewoont hebbende en nu voor vlugtig en latiterende en aldaer ten overstaen van den e[dele] e[erzame] Dirk Bartsz Laegland en Pieter Caeg als schepenentot zijbec[arspel] voorsz[egd] in arrest en bewaerdes hant gestelt alle de navolgende haeffelijke en meubile goederen mitsg[ade]rs boere en bouw gereetschappen omme daer aen te verhalen alle agterstallige en not te verschijnen stuurpenn[ingen] wegens het huijs en landt waer op de voorsz[egde] Teunis Oijevaer heeft gewoont en gebruijkt is als volgt
Eerstelijk het vee loopende in de weijde agter het huijs 2 koeijen 1d[it]o koe toebehorende den arrestant 2 paerden 2 kalven 14 a 15 lammere een seug op t lant voor t huijs 2 kalve 12 melkschapen in de boed 2 bigge in de voorhuijs berg een partij hoij een partij koorn gewas |